Patrouille schepen van de Noorse Marine
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had de Sjöforsvaret (Noorse Marine) een groot aantal schepen in dienst dat een taak als patrouillevaartuig had gekregen.
Onderstaand vindt u een overzicht van deze schepen:
Schip/Klasse: |
Kiellegging: |
Indienststelling: |
Uit dienst Noorse Marine: |
ds Alpha |
onbekend |
12 september 1939 |
12 april 1940 |
ds Alversund |
onbekend |
september 1939 |
25 april 1940 |
KNM Andenes | |||
De Andenes was een in 1896 gebouwd
inspectievaartuig voor de inspectie van vuurtorens. Het schip had een
tonnage van 65 BRT, oorspronkelijk een bemanning van 8 koppen en een
maximum snelheid van 10 knopen. De KNM Andenes maakte, samen met de ds Rundoy, Oster, Smart, Veslefrikk en Veslegutt, deel uit van de 13. Bevoktningsdivisjon, Bergen Sjöforsvarsavsnitt, 2. Sjöforsvarsdistrikt en stond onder bevel van Underoffiser Helmen. Het schip op 9 april 1940 aan de werf in Bergen door de Duitsers in beslag genomen. Of de Duitsers het schip tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben gebruikt is niet bekend. Het werd in 1945 aan de oorspronkelijke eigenaren teruggegeven. Verdere gegevens zijn momenteel niet bekend. |
|||
Aud I |
|||
Over de Aud I is op
dit moment niet veel meer bekend dan dat het vanaf de mobilisatie tot
in 1940 diende als patrouilleschip bij de Sjöforsvaret (Noorse Marine) als
onafhankelijk opererend schip bij het 3. Sjöforsvarsdistrikt. |
|||
ds Beta |
|||
Het in 1900 gebouwde
Noorse schip ds Beta, diende vanaf de mobilisatie tot april 1940 als
patrouilleschip bij de Oslofjord Bevoktningsavdelning. Hoewel over het
schip weinig meer bekend is dan dat het een tonnage had van 168 BRT,
11,5 knopen als maximum snelheid had, een 76 mm geschut gemonteerd had
gekregen en voer met een bemanning van 14 koppen, was het
waarschijnlijk één van de veerboten van de maatschappij A/S Moss
Jernstöberi & Mek. Verksted uit Moss. Ten tijde van de Duitse inval
op 9 april 1940, lag het schip in Horten in reparatie. |
|||
KNM Bjerk |
onbekend |
2 maart 1940 |
20 november 1944 |
Börtind |
|||
De Börtind was op 9
april 1940 gestationeerd in Finnmark. Het schip was in 1912 te water
gelaten en bewapend met een 76 mm kanon. Waterverplaatsing: 328 BRT, Snelheid: 10 knopen, Bemanning: 18 |
|||
ds Commonwealth |
|||
De in 1912 gebouwde
ds Commonwealth was een koopvaardijschip dat ten tijde van de
mobilisatie in gebruik werd genomen bij de Koninklijke Noorse Marine
als patrouilleschip. Het schip diende bij het 2. Sjoforsvarsdistrikt en
was gestationeerd in Maloy, Alesund. De ds Commonwealth had een tonnage van 179 BRT, een maximum snelheid van 11 knopen en een bemanning van 18 koppen. Als bewapening voer het schip een kanon van 65mm. |
|||
KNM Farm |
1900 |
onbekend |
12 april 1940 |
Firern |
|||
De Firern is ook één
van de schepen die een rol heeft gespeeld in het incident met de
Altmark. Ook van dit schip is niet geheel duidelijk wat de bewapening
was (zie William Barents). Het 15 koppen tellende schip had een
waterverplaatsing van 247 BRT en kon een snelheid ontwikkelen van 12
knopen. De Firern is in 1929 te water gelaten. |
|||
Fosen |
|||
De Fosen was in 1906
te water gelatenen in April 1940 gestationeerd te Hasselvika. Het schip
voer met een bemanning van 16 tot 18 man en een snelheid van 10 knopen.
De 273 BRT zware Fosen was bewapend met een 76 mm kanon. |
|||
KNM Fridtjof Nansen |
1930 |
29 mei 1931 |
8 november 1940 |
Furu |
|||
De Furu kon een
snelheid behalen van 10 knopen. Het schip telde een bemanning van 14 en
was bewapend met een 76 mm geschut |
|||
Haug II |
|||
Haug III |
|||
Deze beide
zusterschepen waren in 1925 te water gelaten. De schepen konden een
snelheid ontwikkelen van 11 knopen en hadden een waterverplaatsing van
213 BRT. De bewapening bestond uit een 76 mm kanon. Beide schepen
vielen in handen van de Duitsers. |
|||
Haus |
|||
De 135 BRT metende
Haus had een bewapening van 65mm, een snelheid van 10,5 knopen en telde
een bemanning van 18. Het in 1914 te water gelaten schip was ten tijde
van de Duitse inval gestationeerd in Klokkarvik. |
|||
Heilhorn |
|||
De Heilhorn was in
1908 te water gelaten. Het schip was tijdens de Duitse inval
gestationeerd in Hasselvika. De bewapening bestond uit een kanon van 76
mm. Het 192 BRT metende schip had een maximum snelheid van 9 knopen. |
|||
KNM Heimdal |
1892 |
onbekend |
1946 |
KNM Honningsvag (ex-Malangen) |
onbekend |
23 april 1940 |
23 augustus 1946 |
Hvall II |
|||
Hvall III |
|||
Hvall IV |
|||
Hvall V |
|||
Hvall VI |
|||
Hvall VII |
|||
Hvall schepen waren
van oorsprong walvisjagers die waren omgebouwd om tot patrouilleschepen
voor de Koninklijke Noorse Marine te dienen. De Hvall II had een
waterverplaatsing van 224 BRT, de Hvall III van 246 BRT en de overige
van 248 BRT. Allen konden een snelheid behalen van 12 knopen, behalve
de Hvall V (10 knopen). De bewapening betond in alle gevallen uit een
76mm geschut. De Hvall V had een bemanning van 18, de overige van 15.
De schepen zijn in de jaren 1927-1930 te water gelaten. |
|||
Kelt |
|||
De wat grotere Kelt
(376 BRT), was bewapend met een 76 mm kanon. Het in 1925 te water
gelaten schip viel in handen van de Duitsers op 9 april 1940. Snelheid: 10 knopen, Bemanning: 18 |
|||
Kvitöy |
|||
De Kvitöy was in
1912 te water gelaten en had een bewapening van 76 mm. Het schip werd
op 6 juni 1940 door de Duitsers overgenomen en in dienst gesteld als de
Widder. Waterverplaatsing: 209 BRT, Snelheid: 10 knopen, Bemanning: 18 |
|||
Lynn |
|||
Kvik |
|||
Blink |
|||
Deze drie schepen
waren te water gelaten in 1896 en 1897 en waren bij de Duitsde inval
gestationeerd in Kristiansand, alwaar ze uiteindelijk in handen van de
Duitsers vielen. Allen waren bewapend met twee 37 mm kanonnen, hadden
een waterverplaatsing van 38 BRT, een maximum snelheid van 19 knopen
(Lyn 20) en een bemanning van 16. |
|||
Lindaas |
|||
De Lindaas was
bewapend met een 47 mm geschut, kon een snelheid ontwikkelen van 10
knopen en had een bemanning van 18. Bij de Duitse inval was ook zij
gestationeerd in Klokkarvik. |
|||
Lyngdal |
|||
Ook van de Lyngdal
is de bewapening onduidelijk. Het 149 BRT metende schip was in 1912 te
water gelaten. De Lyngdal kon een snelheid halen van 10 knopen en had
een bemanning van 15. |
|||
Manger |
|||
De Manger was in
1911 te water gelaten en bij de Duitse inval gestationeerd in
Klokkarvik. Het schip was bewapend met een 65 mm geschut, had een
waterverplaatsing van 153 BRT, een snelheid van 10 knopen en bemanning
van 18. |
|||
KNM Michael Sars |
|||
Het patrouilleschip
Michael Sars werd in 1900 tewatergelaten. Het 226 BRT metende schip had
een bemanning van 27, kon 9 knopen halen en was bewapend met twee stuks
47 mm geschut. In april 1940 was het schip gestationeerd in de
Oslofjord. Het schip werd op 9 april 1940 in beslag genomen door duitse
troepen. |
|||
Motorbot No 7 |
|||
Over dit kleine
schip is slechts bekend dat het in 1939 tewater was gelaten en was
gestationeerd in Kopervik |
|||
Nauma |
|||
De oude Nauma
(tewaterlating 1891) was een 219 BRT zwaar schip dat slechts een
snelheid van 8,5 knopen kon maken. Het was bewapend met een 76 mm kanon. |
|||
Nordhav II |
|||
Ook de Nordhav II
was gestationeerd te Finnmark. Bewapend met een 76 mm kanon en
tewatergelaten in 1913. Waterverplaatsing: 425BRT, Snelheid: 10 knopen,
Bemanning: 18 |
|||
KNM Nordkapp (Nordkapp-klasse) |
1937 | 1937 | 29 juli 1954 |
KNM Senja (Nordkapp-klasse) |
1937 | 1937 | 1956 |
Oster |
|||
De Oster was in 1908
te water gelaten, had een waterverplaatsing van 189 BRT, een snelheid
van 10,5 knopen, een bemanning van 18. In april 1940 was het schip
gestationeerd in Follesöy. De bewapening is niet helemaal duidelijk,
waarschijnlijk een 76 mm kanon. |
|||
Oter I |
|||
De Oter I was iets
groter dan de beide Skudds en ook in 1929 te water gelaten. Het schip
had een waterverplaatsing van 251 BRT. Verdere gegevens gelijk aan de
Skudd. |
|||
Öygar |
|||
De Öygar was in
april 1940 eveneens gestationeerd in Klokkarvik. Bij de Duitse inval
lag het schip echter voor reparaties in Bergen. De in 1908 te water
gelaten Öygar had een waterverplaatsing van 153 BRT, een maximum
snelheid van 10 knopen, 18 manschappen en een bewapening van 76 mm. |
|||
KNM Pol III |
1926 |
1939 |
8 april 1940 |
Ramoen |
|||
Dit schip was in
1907 te water gelaten, had een tonnage van 299 BRT, snelheid van 10,5
knopen, bemanning van 15 en eveneens bewapend met een 76 mm geschut. |
|||
Rossfjord |
|||
Over de kleine
Rossfjord is niet meer bekend dan dat het schip in april 1940 was
gestationeerd in Finnmark |
|||
Rundöy |
|||
Over dit schip is
niet veel bekend. Waarschijnlijk kon het een snelheid ontwikkelen van
10 knopen en had een bemanning van 18. |
|||
Saetre |
|||
De 172 BRT metende
Sætre was ook bewapend met een 76 mm geschut, had eveneens een maximum
snelheid van 10,5 knopen en een bemanning van 14. Het schip was in 1925
te water gelaten. |
|||
Skudd I |
1929 |
||
Skudd II |
1929 |
||
Deze beide schepen
hadden een tonnage van 247 BRT en waren bewapend met een 76 mm geschut.
Ze hadden een bemanning van 15 en konden een snelheid behalen van 12
knopen. De Skudd I en II waren in 1929 te water gelaten. |
|||
Smart |
|||
De in 1907 te water
gelaten Smart was in april 1940 eveneens in Follesöy gestationeerd. Ook
van dit schip is de bewapening niet geheel duidelijk. De Smart had een
waterverplaatsing van 122 BRT, een snelheid van 10 knopen, een
bemanning van 18. |
|||
Spanstind |
|||
Over de kleine
Spanstind is niet meer bekend dan dat het schip in april 1940 was
gestationeerd in Finnmark |
|||
Sperm |
|||
De met een 65 mm
kanon bewapende Sperm lag in april 1940 in de buurt van Stavanger.
Waterverplaatsing: 239 BRT. |
|||
Stenkjaer |
|||
De 159 BRT metende
Stenkjaer was bewapend met een 76 mm kanon en had een snelheid van 10
knopen. Het in 1878 te water gelaten schip was in april 1940
gestationeerd in Hasselvika. |
|||
Svalbard II |
|||
Eveneens in 1919 te
watergelaten, werd ook de Svalbard II bewapend met een 76 mm kanon. Waterverplaatsing: 270 BRT, Snelheid: 10 knopen, Bemanning: 18 |
|||
KNM Syrian |
onbekend |
september 1939 |
mei 1945 |
Thorodd |
|||
De Thorod was één
van Noorwegens grotere patrouilleschepen (422 BRT) en was bewapend met
een 76 mm kanon. Het schip was in 1919 te water gelaten. Snelheid: 10 knopen, Bemanning: 18 |
|||
Torfinn I |
|||
Over de Torfinn I is
op dit moment niets bekend. |
|||
Treff |
|||
De Treff was in 1925
te water gelaten, had een tonnage van 204 BRT, een maximum snelheid van
11 knopen, bemanning van 14 en was bewapend met een 76 mm geschut. |
|||
Veslefrikk |
|||
De Veslefrikk was in
1924 te watergelaten met een waterverplaatsing van 169 BRT. Het 18
koppen tellende schip kon een snelheid behalen van 10 knopen.
Waarschijnlijk was het bewapend met een 76 mm kanon. |
|||
Veslegut |
|||
De eveneens
waarschijnlijk met een 76 mm kanon bewapende Veslegut had een tonnage
van 168 BRT, maximum snelheid van 10 knopen en bemanning van 18. |
|||
William Barents |
|||
De William Barents
was te water gelaten in 1924, had een waterverplaatsing van 203 BRT,
een snelheid van 11 knopen en bemanning van 15. De bewapening is
onduidelijk. Aanvankelijk had het een kanon van 76 mm, maar wellicht is
dit later vervangen doot twee 37 mm kanonnen. Bij de Duitse inval lag
het in reparatie te Kristiansand en is aldaar in Duitse handen gevallen. |